Ik werk al 16 jaar niet meer voor een baas. 20 jaar daarvoor wel. Van het weekend, op de fiets, moest ik denken aan al die managers die gedurende de jaren van mijn loondienst zich als mijn manager hebben voorgesteld. Het moeten er een stuk of 15 zijn geweest.
Bij een enkeling heb ik warme, bij weer een andere slechts kille gevoelens, van een enkeling heb ik geleerd, maar over het algemeen hebben zij op de ene na, weinig tot geen invloed op me gehad. De meeste hebben de nederlandse betekenis van het woord ‘manager’ wel waar gemaakt. Ze waren echte ‘beheersers’. De functioneringsgesprekken herinner ik mij als motivatie dovende rituelen.
Toen die gedachte tot me doordring terwijl ik langs de Amstel naar huis fietste, overviel mij een triest gevoel. Want veel mensen die ik ben tegengekomen delen dit gevoel. Zij excelleren ondanks en niet dankzij hun manager.
Ik vind dat de rol van de manager zou moeten zijn om er voor te zorgen dat het personeel kan excelleren. Dat betekent dat ze een afdeling moeten scheppen waarbinnen mensen kunnen leren en ontwikkelen. Als dat gebeurt dan vaart de hele organisatie daar wel bij. De oude gedachte van delegeren is niet meer van deze tijd. Een manager delegeert niet meer, maar organiseert een lerende omgeving.
Geen prestatiedoelen maar leerdoelen. Niet vijf nieuwe klanten, maar vijf nieuwe manieren om klanten te krijgen. Niet van vijf naar drie minuten bij een klachtafhandeling, maar leren de tevredenheid te vergroten. Leren, leren, leren…
Een van de behoeften die mensen met elkaar delen is ‘zich competent’ te voelen, dat gaat niet met een beoordelingsgesprek, maar wel in een leergesprek met echte hulpzame feedback. Dat is waar de manager voor is, dat medewerkers zich competent voelen. Je zou het eens moeten proberen.