Verbondenheid als ingrediënt van zelfsturing

Van de drie basisbehoeften is verbondenheid de eerste die in ons leven wordt bevredigd. Ik denk dat verbondenheid de belangrijkste basisbehoefte is voor wie we uiteindelijk als mens worden. Wanneer de pasgeboren baby de huid van zijn moeder voelt en de lieve woordjes van zijn ouders hoort, ontstaat er een stevig fundament waarop het mensenkind zijn verdere persoonlijkheid ontwikkelt. De belangrijkste rol van de ouders is het scheppen van een omgeving waarin het kind leert sociaal te zijn, daarbij rekening houdend met zowel het goede als het kwade in de mens. Sociaal worden dat doe je samen, daarom heb je wanneer je broers en zussen hebt een voorsprong op enig kinderen. Het gezin is een veilige speelplaats om het leven met elkaar te delen.

Het jonge kind zoekt instinctmatig aansluiting, wil zich verbinden met anderen in de buurt en later met de leeftijdgenootjes op school. Sociale vaardigheden zijn belangrijk om die behoefte aan verbondenheid te bevredigen. Het ene kind is daar beter in dan het andere. Zoals al eerder in deze reeks aan blogs aan de orde is gekomen, heeft iedereen goede en kwade eigenschapen. Denk niet dat jij volmaakt bent, want dat is de demon van hoogmoed die dat denkt. Door schade en schande worden we wijs en niemand komt daardoor onbeschadigd uit zijn jeugd. We worden allemaal geplaagd en sommige plaaggeesten zijn ware pestkoppen. Sommige van ons dragen daar hun leven lang de littekens van. De schade kan zo groot zijn dat heling onwaarschijnlijk is, het is dan meer overleven dan leven geworden.

Ondanks dat blijven mensen zoeken naar verbondenheid. Dat kan soms heel ver gaan. Er zijn studentenverenigingen die nieuwe leden diepgaand vernederen en naast lichamelijke ook geestelijke schade aandoen. De aspirant leden hebben er nogal wat voor over om hun behoefte aan verbondenheid te bevredigen. Zelf denk ik niet dat dit een pad is dat je moet willen bewandelen. Het heeft iets masochistisch om jezelf te laten vernederen om ergens bij te mogen horen. De leiders die deze praktijken ontplooien zijn niet de leiders waar ik op zou willen bouwen.

Wanneer we dan ouder worden en in afdelingen of teams gaan werken, dan kan de zelfsturing helend werken. In dergelijke teams is men bezig met samenwerken en dat betekent dat er zowel plaats voor het goede als voor het kwade is. Een dergelijke organisatie betrekt alle mensen die te maken hebben met de gevolgen van een beslissing. Consent is dan het leidende principe. Dat betekent dat wanneer er een beargumenteerd bezwaar is, het team naar middelen zoekt om dat bezwaar weg te nemen.

Wanneer ik het ergens niet mee eens ben dan kan dat voortkomen uit het goede in mij. Ik heb kennis en ervaring en ben in staat om een beargumenteerd argument tegenin te brengen. Wanneer het team daar niet naar luistert, dan tast dat mijn behoefte aan competentie aan. De kans dat ik met hierover opwind neemt dan toe. Het kwade wordt gewekt! Wanneer we dan naar wegen zoeken om dit bezwaar weg te nemen, dan voel ik mij opnieuw verbonden. Ook krijgen we een beter besluit. Mijn bijdrage is van waarde voor het team en ik ontwikkel mij als een gewaardeerd collega.

Maar het bezwaar kan ook voortkomen uit het kwade in mij. Ik voel mij gepasseerd en herinner mij al die keren daarvoor en de pijn die daarbij hoort. Emoties krijgen de overhand en het lukt mij niet meer om rationeel te denken. De vraag vanuit de kring ‘wat mijn bezwaren zijn’ kan ik niet beantwoorden. Maar de zoektocht waarin mijn collega’s mij leiden, brengt me bij mijn pijn en geeft rust. Dat proces werkt helend.

Het besef dat zelfsturende teams een helende werking hebben, heeft mij doen besluiten om zelfsturing als ‘het ideaal’ voor organiseren te zien. We krijgen er niet alleen betere organisaties door, maar ook betere mensen. Wie kan daar nu niet enthousiast voor worden?