Daar zijn ze weer

Het kon natuurlijk niet uitblijven, de commissie die zijn bevindingen over ICT bij de overheid presenteert, en al heel snel vliegen je de tweets, en posts op de sociale media om de oren (of ogen). Iedereen weet het beter, en natuurlijk zijn we verontwaardigd hoe de voorzitter van de tweede kamer demonstreert hoever ict van de doorsnee mens afstaat. Gelukkig voor haar hebben we de nog veel dringender kwestie van Zwarte Piet.

Het gemak waarmee voor de hand liggende, populistische en zeer simplistische oplossingen worden voorgesteld, is stuitend en exemplarisch voor zowel de staat van het vak als dat van de projectmanagers en consultants op dat gebied. Ik ben daar één van, al meer dan dertig jaar. Om de een of andere reden is het mij en mijn collega’s niet gelukt om duidelijk te maken hoe je op een competente wijze projecten uitvoert.

Het enige waar we steeds weer goed in zijn, is het spreekwoordelijke paard achter de wagen te spannen en zeggen dat we het allemaal hebben zien aankomen en dat men toch maar naar ons  had moeten luisteren. Maar wacht eens, zijn wij niet diezelfde consultants en projectmanagers die al jaren zeggen hoe het moet. In hoeveel commissies hiervoor hebben wij niet opgetreden. Zijn wij niet de jongens en meisjes die de grote broeken en rokken aantrekken en steeds weer op nieuw projecten accepteren.

Ook bij de commissie Elias is het ons weer gelukt om te wijzen op de misleidende Chaos rapporten, die niet veel meer aantonen dan dat projecten gewoon de wetten van de kansberekening volgen en er vanuit die blik niet zoveel aan de hand is. Daarnaast hebben goeroes ons overtuigd dat er bij de overheid onvoldoende expertise is. Laat me niet lachen, veel externe consultants gaan al met een vooroordeel het departement op. Waarom bijt je de hand die je voedt? Is het een wonder als je met een rode bril kijkt, vertaal je snel elke fout in het oordeel incompetentie.

Ik denk dat er niet zoveel mis is met projecten in de overheid. Ja er zijn overschrijdingen, en ja zaken lopen nogal eens anders dan verwacht. Maar gezien de politiek, en gezien de nieuwsgeile media, en gezien inspraakprocedures, zijn projecten bij de overheid oneindig veel complexer dan de gemiddelde consultant wil toegeven. Maar zolang het gemiddelde ego van de consultant groter is dan het project complex is, is een werkelijke oplossing ver te zoeken.

Ik denk niet dat een Ministerie van ICT alles gaat oplossen, ook is het mij te makkelijk om te zeggen dan maar geen grote projecten meer. Of dat we, ja zowaar het staat in het rapport dat Agile een oplossing is. Op naar de volgende methode, we zijn nog aan het bijkomen van de PRINCE2 terreur.

Ik denk dat het in feite er op neer komt dat we in ons aanmodderen steeds gericht moeten zijn op kleine stapjes van verbeteringen te zetten. Daar is geen methode voor nodig, maar wel de wil om competent te worden in alles wat je doet. Ik denk dat ik als individu aanspreekbaar moet zijn op mijn falen, ik denk dat we die cultuur van boven naar beneden in onze samenleving moeten scheppen, met zijn allen natuurlijk. Een positieve cultuur, één waar we ons richten op ontwikkeling in plaats van controle. Dat denk ik is de werkelijke weg naar beheersing van projecten.

 

Scientific Management en Projectmanagement

Hij stond al een tijd in mijn bibliotheek te wachten om te worden gelezen: The Principles Of Scientific Management van Frederick Winslow Taylor, die we misschien wel de vader van modern management mogen noemen. Ik ga in deze en de vervolgblogs onderzoeken hoe we deze principes ook in projectmanagement kunnen toepassen (of dat al doen).

Taylor begint zijn betoog met te verwijzen naar een speech van President Roosevelt over het beschermen van de nationale middelen (grondstoffen, milieu en werkkrachten)(lees hier). Een toespraak die hij in 1908 uitsprak.

Hij schrijft:

“We can see our forests vanishing, our water-powers going to waste, our soil being carried always by floods into the see; and the end of our coal and our iron is in sight. But our larger wastes of human effort, which go on every day through such of our acts as are blundering, ill-directed, or inefficient  and which Mr. Roosevelt refers to as a lack of “national efficiency”, are less visible, less tangible, and are vaguely appreciated.”

Vanaf de eerste bladzijde ben ik geboeid, want hoe kan iets dat honderd jaar geleden is opgeschreven zo actueel klinken. Dat is wat iets tot een bronpublicatie maakt, iets waar duizenden op voortbouwen, het is de oorsprong van een hele beweging waarvan we nu nog steeds de sporen in onze organisaties terug vinden. Want nog steeds zoeken organisaties naar efficiencyverbetering door het invoeren van best-practices en dat is precies wat Taylor voor ogen had.

Op zoek naar een kuur

Op 24 maart kwamen, ik heb er al eerder over geblogd, ca. 40 projectmanagers bijeen om na te denken over de stelling: “Geef de projectmanager zijn project terug.” Een van mijn conclusies was (en is) dat het niet zozeer de projecten of de projectmanagers zijn waar wat mee aan de hand is, maar dat de vakgemeenschap de feitelijke patiënt is. Ik broed nog op een werkvorm waarin we hier verder over van gedachten kunnen wisselen, maar dat even terzijde. In deze blog filosofeer ik over een mogelijke kuur voor de patiënt.

Ik ga dat doen aan de hand van een metafoor om zo buiten mijn eigen kaders te stappen, want als blogger ben ik natuurlijk een onderdeel van het systeem en daarmee enigszins gehandicapt om tot een objectieve diagnose te komen. Ik gebruik de politieke metafoor.

De vakgemeenschap bestaat uit: adviesbureaus, opleidingsinstituten, verenigingen, goeroes en wetenschappers allen op het gebied van projectmanagement. Zij allen strijden om de gunst van iemand die opdracht geeft voor de uitvoer van hun idee. In de politieke metafoor zijn zij de politieke partijen die op zoek gaan naar de gunst van de kiezer, een opdrachtgever in dit geval.

De kiezer is, net als in het echt, ontevreden, daar ontlenen de genoemde vier spelers hun bestaansrecht aan. De uitkomst van de doorlopende verkiezingen is zichtbaar in de winstgevendheid van de adviesbureaus, het aantal leden van de verenigingen, de bekendheid van de goeroes en de publicaties van de verschillende wetenschappers. Degene die zijn idee het beste weet te verkopen, wint spreekwoordelijk de verkiezingen. Bij elkaar vormen ze een zelfsturend systeem dat sturing aan de vakgemeenschap geeft. Deze onzichtbare hand, die ik maar even de regering van de vakgemeenschap noem, kent geen bewuste bijsturing. Of een idee blijft hangen, bepaalt of we er mee doorgaan of niet. Dat wil overigens niet zeggen of dat wenselijk is.

Het ontbreken van die bewuste sturing is te vergelijken met het ontbreken van een Eerste en Tweede Kamer als controlerende macht. Hierdoor is het niet mogelijk om de bestaande ‘onzichtbare regering’ naar huis te sturen. Toch is de ‘kiezer’ ontevreden, al vele decennia lang. Zolang ik in ieder geval met projectmanagement bezig ben hoor ik de klacht over mislukkende projecten.

Deze metafoor volgend zouden we naast die ‘onzichtbare regering’ een mechanisme tot stand moeten brengen dat de nodige controle en correctie kan bewerkstellingen. Mijn voorstel is dat de wetenschappers gaan reageren op adviesbureaus, opleidingsinstituten, verenigingen, goeroes en de wetenschappelijke wereld zelf. Zij vormen dan een Eerste Kamer en zijn bij uitstek degenen die de instrumenten hebben om iets zinnigs te zeggen over de haalbaarheid van ideeën. Laat ze maar, met Popper in het achterhoofd, falsifiëren wat niet deugd, om op die manier de waarheid te achterhalen. Daarnaast zouden we praktijkmensen, de projectmanagers in het veld, in plaats van hun schouders op te halen over het zoveelste verbeteralternatief, zich moeten laten gelden door de haalbaarheid van ideeën te beproeven. Dat is dan een Tweede Kamer. Let wel ik heb het niet over nieuwe comités, maar over een cultuurverandering in onze gemeenschap!

Wie moet daar dan een aftrap voor geven? Ik denk dat daar een belangrijke rol voor de besturen van onze vakverenigingen ligt en voor de leiders van het wetenschappelijk onderzoek.

Ondertussen … zoeken wij verder naar medestanders.