Ik weet niet veel van inlichtingendiensten. Of er een dreiging is kan ik niet inschatten. Waarschijnlijk wel. Maar wat ik zorgelijk vind is hoe mijn overheid onder het mom van dreiging vindt dat ik maar iets van mijn privacy op moet geven. Veel van mijn medeburgers stemmen hier mee in omdat zij, zeggen zij, niets te verbergen hebben. Hiermee onthullen zij dan hun beperkte kennis van de geschiedenis.
Het zijn niet de facebooks, twitter of andere gratis internetdiensten die wij moeten vrezen. Het is de alomtegenwoordige staat, de overheid die alles van mij weten wil waar ik bang voor ben. Een overheid die rommelt met bigdata en al haar burgers volgt (en wantrouwt) kan de rechtstaat om zeep helpen.
Wij hebben een minister die haar cultuur superieur vindt. Een minister die een politieke leer aanhangt die verantwoordelijk is voor een cultuur waar het recht van de sterkste geldt. Een leer die mede verantwoordelijk is geweest voor de laatste grote financiele crisis. Iets wat wanneer we gefinancieerd hadden volgens de ‘inferieure’ cultuur waarin je juist niet mag speculeren.
En dan is er verkiezingstijd, politici die meer marketeer dan idealist zijn, verkopen hun verhalen van veiligheid rn nivelleren. Grote woorden zonder enig overtuigend principe. Wanneer mister babyboom spreekt over dat de ouderen, die rijker dan hun kinderen zijn, na het land te hebben opgebouwd, dat nu als financieel verschroeide aarde achter zullen laten voor de generatie die na hun komt.
Dan, pas dan word ik bang. Niet voor Ali of Aisha, maar voor Edith, Mark, Henk en Ard.