Mag het een onsje meer zijn?

In de Volkskrant van 2 augustus 2013 staat een berichtje dat het UWV in de afgelopen 10 jaar ongeveer 3 miljard heeft besteed aan ICT. Dat is dus 300 miljoen per jaar, een heleboel geld. De vraag is nu of dit geld nuttig is besteed. Wat ik niet ga doen is de lezer lastig vallen met stellingen dat projecten ondanks alle standaards en methoden nog steeds grootschalig mislukken en dat u, wanneer u daar genoeg van heeft uw aandacht moet richten op iets dat ik heb bedacht. Dat zou te gemakkelijk zijn, want eerlijk gezegd weet ik het ook niet helemaal waarom we in deze 21ste eeuw gewend zijn geraakt aan dit soort immense bedragen.

Ik weet het niet zeker, maar ik heb wel een idee. Naar alle waarschijnlijkheid zal het UWV bij de ICT gebruik maken van externe partijen. Er zal wel een deel geoutsourced zijn en verder zullen er veel maar dan wel heel veel externe ICT consultants rondlopen. Ik werkte in het begin van mijn carrière bij een bekend softwarehouse (dat inmiddels al niet meer bestaat). Ik was er helemaal van overtuigd dat, naast goede kwaliteit te leveren het ook belangrijk was dat je werk voor je collega’tain’tvindt. Elke klant is een markt op zich. Een dergelijke instelling zorgt voor een natuurlijke groei van externen in een organisatie. Waarschijnlijk zal dit bij het UWV ook het geval zijn geweest.

Nu is daar op zich niets mis mee, zolang er maar een tegenkracht is die er voor zorgt dat dit niet de spuigaten uitloopt. Het management van een organisatie zou die tegenkracht moet vormen. Echter, wanneer dit management ook uit externen bestaat, dan ontstaat er een systeem zonder negatieve feedbacklus. Het is nu mogelijk dat de externe manager, hoe goed deze ook is, weer nieuwe externen gaat inhuren. Ik denk dat er zo iets gebeurd is binnen het UWV en het zou me niet verbazen dat wanneer iemand daar onderzoek naar gaat doen dit als voornaamste oorzaak naar voren zal komen.

Wat moet het UWV in het bijzonder en organisaties in het algemeen doen om dit te voorkomen. De oplossing is simpel en kunnen we vinden in de statistiek. Op de administratie van elke organisatie moeten de aantallen externen die zijn ingehuurd terug te vinden zijn. Je kunt nu kijken welke managers meer externen inhuren dan anderen en of dat significant meer is. Zij die dat doen, krijgen een ‘gesprek’ met een lijnmanager die in dienst is bij de organisatie en de opdracht het aantal externen naar beneden te brengen. Lukt dat niet? Dan zijn ze kennelijk geen goede manager en wanneer het een externe manager is, dan is hij (of zij natuurlijk) de eerste die mag vertrekken.