In elke communicatie zijn er (volgens Schults von Thun) vier lagen te ontdekken. De meest voor de hand liggende is de inhoudelijke laag, het onderwerp waar het over gaat, dat wat iemand feitelijk aan het vertellen is. Maar tussen de regels door lekt er iets van de houding die de spreker heeft. We zien dan drie dieper liggende lagen: de relationele, appellerende en expressieve. Deze hebben te maken met hoe men de relatie ziet (onder versus boven), de reden waarom (het appel) men vindt dat de ander moet luisteren en tot slot hoeveel men van zichzelf laat zien (de expressie).
Zowel opdrachtgever als -nemer kan een ‘boven’ positie innemen. De opdrachtgever omdat deze immers de rekening betaalt, de opdrachtnemer omdat deze de meeste kennis en ervaring met dit soort projecten heeft. Hoe sterker we ons in een onder positie voelen hoe onprettiger dit is. Maar ‘onder’ of ‘boven’ is nooit absoluut, daarom moeten beide partijen op een gelijk niveau komen en veel meer naar ‘samen’ dan naar ‘onder’ of ‘boven’ streven. Dit bereik je het beste door dit regelmatig naar elkaar uit te spreken. Net zo als we elkaar aanspreken op veilig gedrag, moet we elkaar aanspreken op samenspreek (in plaats van tegenspraak).
De reden waarom (de appellerende laag) we dit doen is omdat we daar met de bouwteam overeenkomst bewust voor hebben gekozen. We kunnen dan wijzen naar het contract dat we samen hebben ondertekend. In het begin voelt dit misschien wat overdreven en ‘soft’, maar hoe vaker je het zegt (expressieve laag) en hoe vaker je het hoort hoe meer je het gaat geloven. De intentie wordt dan langzaamaan ook een onderdeel van onze houding. Die houding maakt dat we zowel in woord als in daad met elkaar samenwerken.