Letter 3 – Destructive Triades

A destructive triad is the combination of three elements that sustain a certain adverse effect. Does this apply to project management? Yes, for example, the triad of managers-training-certification! Each separate element initially pursues noble goals. The destructive effect often arises later when the goal shifts from noble to numbers.

A manager responsible for project management is looking for an intervention to professionalise. A commercial or non-commercial organisation develops a method or competency model as an answer to that demand. Training providers respond to this by developing training courses. The triad is there!

The method or certification may increase the chance of project success. The problem, however, is that the interval between training, certification and effect is difficult to measure. You should expect it to take several years. Because we still want to measure, the focus usually shifts to numbers of people trained and certified. The manager can now say that the majority of the project managers are certified, the trainer is happy with the turnover from the training courses and the certifying body proudly announces that the millionth certificate has been issued. Are projects better now? We do not know.

Take the PRINCE2 method for example; people were trained en masse. Mainly within software development, but later also in other sectors. The success was more commercial than at project level. You do not want to know how much money this method was sold for by the British government to a commercial company. So, the endeavour was not nearly as noble as we thought.

The mixed success of project management led to it being swapped en masse for agile working and suddenly everyone was being trained in SAFe. By now, it is no longer about better projects but about numbers and money, a lot of money. Currently, the p3 method is backstage waiting to generate many millions in turnover for the certifying institutions and training providers.

Method – trainer – manager it keeps itself going. Because such programmes are not cheap, it is difficult for decision-makers to recognise that they have not delivered what was expected of them. This is known as cognitive dissonance. I know several trainers who try to make the best of it by teaching participants pragmatism and telling inspiring tales. As the training organisation gets larger and purchasers of large organisations work with preferred suppliers, these trainers are trapped in yet another triad of trainer-hr-trainer. Money-consuming systems sustain themselves this way.

How can we change this? I come with three recommendations.

1) To the project manager, I would like to say: see the method (or framework) as a toolbox from which you only take what you need at a certain moment and realise that there is a lot in it that you will probably never need. Pragmatism and intuition are leading in this. If it doesn’twaswork, throw it away! If it works, be happy. Are you forced to do it? Then consider another employer, there is always work for you if you are good.

2) To trainers, I would say, don’twasjoin a provider that is only interested in numbers. Find one that specialises in project management, there you may find some passion. Listen to the most experienced project managers in the training. If they do not like it, this is not opposition but a signal that things are not going to work. Project management offers little room for dogma. Most factors that influence a project lie beyond the reach of the project manager. Dealing with the unexpected seems to me a more important skill than knowing what tolerance is.

3) To the manager or the official who decides on such a programme, I would say that in addition to training project managers, you should also streamline the processes in your organisation. This will help you more than a method. Sit down with your own project managers and design your own way of working. That is cheaper and, moreover, you get much more support. If you do want a training course, don’twaslook for it among the larger training providers, but look in your network for a ‘small one’ that is still passionate. With the former you are a number, with the latter a customer.

These are my thoughts on destructive triads. Which ones do you see in your daily practice? Or is this just a figment of my imagination? I look forward to the discussion.

Weerbaarheid als vaardigheid?

Hoe ouders hun kinderen opvoeden verandert in de loop der tijd. Twintig jaar geleden vroeg ik mij af hoe dit de relatie tussen manager en medewerker zou beïnvloeden. Als je dit zou kunnen voorspellen dan heb je de leerdoelen voor een managementtraining twintig tot dertig jaar later. Een gat in de markt! Dat is er, helaas, nooit van gekomen. Achteraf verklaren is een veiliger optie.

Voor corona behoorde de Nederlandse jeugd tot de gelukkigste ter wereld. Een groot compliment aan de ouders hoort daarbij. Toch is er ook kritiek. Wie heeft er niet gehoord van de termen ‘pampergeneratie’ en ‘curlingouders’. De succesvolle serie de ‘Luizenmoeder’ leek op een documentaire waarin de satire de werkelijkheid angstig benaderde.

Deze wijze van opvoeden heeft naast goede aspecten ook minstens twee generaties burgers voortgebracht die niet zo goed met tegenslagen om kan gaan. Die vinden dat gezagsdragers verantwoordelijk zijn voor het voorkomen van alle tegenslagen. Dat hebben ze hun ouders immers ook zien doen. Neem bijvoorbeeld de hele discussie over de gemeende negatieve gevolgen van twee jaar coronamaatregelen voor de sociale ontwikkeling van jonge mensen. Psychiaters, psychologen waarschuwen voor de negatieve gevolgen daarvan. Hoe is het zover gekomen? We hebben verleerd om jonge mensen weerbaar te maken!

Hoe jij in je kinderjaren hebt leren omgaan met tegenslag is sterk bepalend voor jouw verdere leven. Als je denkt dat gezagsdragers dienstverleners zijn in het voorkomen van tegenslag dan kom je teleurgesteld uit. Dat lezen we dagelijks in de media of deze nu mainstream of alternatief is. Alles wat ook maar enigszins riekt naar tegenslag is nu de schuld van het leiderschap en als het leiderschap dan iets doet dan klaagt men over een dictatuur. Voor corona was dit nog niet zo duidelijk, maar het mooie van een crisis is dat het de zwakke plekken in de samenleving blootlegt.

Nu heeft elke oudere generatie zo zijn gedachten over de jongere. Ook ik ontkom niet aan die vooroordelen. Begrijp me daarom niet verkeerd ik wil niet terug naar vroeger. Nederland staat er veel beter voor dan veertig jaar geleden. In die zin ben ik optimistisch gestemd. De ‘jeugd van tegenwoordig’ om maar eens een ouderwetse uitdrukking te gebruiken zal uiteindelijk de harde lessen ook wel leren. Laat ik nu opnieuw een voorspelling doen.

In het komende decennia krijgen wij een flink aantal tegenslagen te verwerken. Tekorten spelen daar een sleutelrol in. Nu de horeca weer (gedeeltelijk) open mag is er een tekort aan personeel omdat die bij de GGD’s zijn gaan werken. Je kunt je afvragen of de laatste teveel salaris biedt of misschien wel de eerste veel te weinig. Niet iedereen zal terugkeren naar zijn oude vak. Wie wil er overigens, met alle bedreigingen in het achterhoofd, nog werken in de zorg, of als BOA, of als politie. Overal zijn er tekorten. Ik las ergens dat met het huidige aantal monteurs de energietransitie 150 jaar zal duren. Er zijn tekorten in het onderwijs, defensie, zorg, politie, de woningmarkt en ga zo maar door.

Wanneer we naar de kibbelende meute in de Tweede Kamer kijken dan is er ook een tekort aan vertrouwen in elkaar. Op een gegeven moment zal de realiteit ons geen keus meer laten. Dit zal leiden tot veel tegenslag en teleurstelling. Er zal een nieuwe tweedeling ontstaan. Tussen hen die weerbaar en hen die dat niet zijn. Ik hoop dat die eerste groep voldoende groot zal zijn om de publieke opinie te beheersen. Daar ziet het overigens op dit moment nog niet naar uit.

Er is ook een video waarin ik dieper op dit onderwerp in ga, surf naar YouTube>

Hebben de bouwteamleden voldoende mandaat?

Ik schrijf over de modelovereenkomst voor een bouwteam (DG2020). Er zijn twee artikelen waarin we lezen dat de opdrachtgever (6.1C) en de aannemer (8.2C) waarin heel duidelijk staat dat de deelnemers in het bouwteam van hun management voldoende mandaat moeten hebben om voortvarend besluiten te kunnen nemen. Dit vraagt nogal wat van zowel het senior management als van de werknemers van beide partijen.

Het senior management van opdrachtgever en -nemer kan dat alleen wanneer zij de door hun afgevaardigden moeten vertrouwen. Als zij dat niet doen en er bovenop willen zitten, doen zij eigenlijk iets dat in strijd is met de voorwaarden van de bouwteamovereenkomst die zij hebben gesloten. De mensen die je afvaardigt moeten besluiten kunnen nemen zonder dat zij daarvoor worden teruggefloten door een micro-managende senior manager. Alvorens je gaat bouwteamen is dat de toets, heb je dat vertrouwen niet, dan kan je er beter niet aan beginnen.

We zien vaak vertrouwen als een gevolg van opgebouwd krediet en maken het daarmee eenrichtingsverkeer. Als een medewerker zijn werk goed doet, dan krijgt hij vertrouwen van zijn managers. Maar in werkelijkheid is het veel complexer, vertrouwen is een circulaire relatie in plaats van een lineaire. Je kiest ervoor om je medewerkers te vertrouwen en daardoor gaan ze gemotiveerd aan het werk en leveren ze goed werk op. In het bouwteam gaat het om vertrouwen als een keuze!

Dat betekent overigens ook een verantwoordelijkheid voor de bouwteamleden zelf. De tijd en het geld dat ze besteden is niet van henzelf, het is dat van de organisatie waarvoor zij werken. In ruil daarvoor geven ze het beste van wat in hun mogelijkheden ligt. Dit vraagt om een zeer resultaatgerichte mentaliteit die het teambelang boven het eigenbelang stelt. Alleen dan kunnen ze het hun verleende mandaat vervullen.